Al vanaf de aanvang van de Arabische literatuur, in de tijd van de verbreiding van de islam, hadden pen en zwaard zich met elkaar verbonden. Dichters en schrijvers waren woordvoerders van hun stam en vertolkers van de visie van hun politieke heren. Soms ook kwamen literatoren en machthebbers tegenover elkaar te staan. Dit was vooral in de moderne tijd het geval. Toen in de vorige eeuw het Ottomaanse rijk in verval raakte, namen Europeanen de plaats van de Turkse overheersers in. Het contact met Europa bracht ook nieuwe ontwikkelingen in de Arabische, Turkse en Iraanse literatuur op gang. De strikte regels van de klassiek poëzie werden losgelaten en, vooral in de twintigste eeuw, werden het verhaal, de roman en het theater zeer populair. Dit boek laat zien, dat de grote politieke problemen die zich in onze tijd in het Midden-Oosten voordoen ook in alle hevigheid in de literatuur weerspiegeld zijn. De artekelen belichten hoe schrijvers en dichters uiting geven aan hun betrokkenheid op de politieke gebeurtenissen in hun land en hoe zij vaak vechten moeten voor de vrijheid van meningsuiting in een samenleving waarin censuur, repressie en burocratie hand in hand gaan. Dit boek bevat bovendien nog een aantal verhalen en gedichten uit Egypte, Turkije, Marokko, Iran, Syrië en Palestina.